De Ierse opstanden in 1798 en 1803 - Postzegelblog

De Ierse opstanden in 1798 en 1803

0

De moderne geschiedenis van Ierland wordt gekenmerkt door een aantal bloedige opstanden tegen de Britse overheersing. De opstand van 1798 was naar voorbeeld van de Amerikaanse en Franse Revoluties. Die opstand, gesteund door het Franse leger, werd neergeslagen door de Britten maar de drang naar zelfstandigheid bleef. Vijf jaar later, in 1803, vond weer een opstand plaats.

Tussen 1688 en 1691 werd een oorlog uitgevochten tussen twee vorsten. Aan de ene kant koning Jacobus II van Engeland en de andere kant koningin Mary en prins Willem van Oranje. In 1688 was de katholieke Jacobus II afgezet als koning van Engeland, Schotland en Ierland en zijn troon was in bezit gekomen van koningin Mary en de Nederlandse prins William of Orange. Jacobus trachtte vanuit Ierland de troon terug te winnen door korte veldslagen in Ierland. De jonge Mary en William zijn afgebeeld op een postzegel uit 1964 uitgegeven door de Belgische postdienst.

 

Uiteindelijk werden de veldslagen door Jacobus verloren onder andere bij het beleg van het protestantse Derry in 1689, het beleg van de stad Limerick en de slag aan de rivier de Boyne op 11 juli 1690 bij het stadje Drogheda. De beslissende slagen vonden plaats bij Limerick en bij Aughrim.

Met de ondertekening van het Verdrag van Limerick op 3 oktober 1691 kwam een einde aan het conflict tussen Jacobus en William III. Het verdrag was tweeledig. De militaire overgave werd ondertekend door de commandant van het Franse expeditieleger dat steun had verleend aan de troepen van Jacobus alsmede de commandant van het leger van Jacobus. Baron de Ginkel ondertekende namens Mary en William III. De troepen van Jacobus mochten Ierland verlaten en trokken naar Frankrijk. De andere voorwaarde was dat de achtergeblevenen godsdienstvrijheid kregen, van belang voor de katholieken in Ierland. Maar het protestantse overwicht onder Brits gezag in Ierland bleef gehandhaafd en vormde een kiem voor een volgend conflict.

Sinds oktober 1691 werd Ierland geregeerd door de anglicaans-protestantse elite die bestond uit leden van de ‘Church of England’ en nauw verbonden was met de Britse kroon. Daardoor werd de katholieke bevolking en ook de niet-anglicaanse protestanten bewust gediscrimineerd. Dat leidde tot protesten en tien jaar later werd de ‘Society of United Irishmen’ opgericht met als doel meer zelfbeschikking te verkrijgen door hervormingen. Met tegenzin werd door het parlement gedeeltelijk ingestemd en daarop werd de roep om de band met Engeland te verbreken steeds luider. Toch bleef de katholieke bevolking achtergesteld. Dat leidde tot gewapend verzet. Op de bovenstaande postzegel een verzetsstrijder in 1798 met rechtsonder het symbool van de United Irishmen.

De in ballingschap in de Verenigde Staten verblijvende Theobald Wolfe Tone was leider van de United Irishmen. Hij reisde in 1796 naar het overwegend katholieke Frankrijk om bij de Franse regering een interventie te bepleiten. Dat lukte en een interventiemacht van 14.000 ervaren soldaten onder bevel van generaal Hoche zette in december 1796 koers naar de Ierse kust bij Bantry Bay. Maar door zware storm moesten de Franse schepen terugkeren naar Frankrijk. Door de toenemende spanningen werd op 2 maart 1797 door de Britten de staat van beleg afgekondigd. Daardoor brak in 1798 in Ierland een opstand uit.

De presbyteriaanse bevolking van Ierland werd net als de katholieken achtergesteld en kwam ook in opstand tegen de Britse overheersing. De presbyteriaanse rebellen, geleid door Henry Joy MacCracken kwamen op 6 juni 1798 in gewapend verzet in het graafschap Antrim. Zij wisten korte tijd een groot deel van het Ierse gebied in handen te krijgen maar werden in het graafschap Down verslagen tijdens de slag bij Ballynahinch. Op 8 juli 1798 werd hij gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van Carrickfergus Gaol. Op 17 juli 1798 werd MacCracken geëxecuteerd door ophanging in de Corn Market in Belfast.

Op 12 oktober 1798 werd een nieuwe poging door Tone ondernomen, nu met een kleiner Frans leger van 3.000 man. Maar de Franse vloot werd onderschept door de Britse Royal Navy en na drie uur werden de gevechten beëindigd en gaf het Franse eskader zich over.

Theobald Wolfe Tone en vele metgezellen werden gevangen genomen. Twee weken daarna werd Tone herkend in zijn uniform van een Franse adjudantgeneraal. Hij werd op 8 november 1798 berecht door de krijgsraad in Dublin en op 10 november 1798 schuldig bevonden wegens hoogverraad. Tijdens het proces verdedigde hij zichzelf en de reden waarom hij in dienst was getreden van de Franse Republiek. Hij hield een vurig pleidooi over het streven van de Ieren om zich te ontdoen van de Britse bezetting van hun land. Hij werd veroordeeld tot ophanging maar hij wachtte zijn vonnis niet af en pleegde zelfmoord in zijn cel op 12 november 1798.

Ondanks dat de opstand in 1798 was mislukt bleven de Ierse nationalisten streven naar onafhankelijkheid, niet openlijk maar ondergronds. Een van de leiders was Robert Emmet die de verloren opstand had meegemaakt terwijl hij op de Universiteit van Dublin studeerde. Hij werd secretaris van het geheime United Irish Committee op de universiteit. In april 1798 vluchtte hij naar Frankrijk vanwege de talrijke Britse arrestaties van nationalistische Ieren. In Frankrijk probeerde hij steun te krijgen van Napoleon maar die ging niet in op de verzoeken van Emmet vanwege de Franse invasie in Egypte. Emmet keerde in oktober 1802 in het geheim terug naar Ierland.

In maart 1803 begon Emmet met voorbereidingen voor een nieuwe opstand. Dat deed hij samen met twee revolutionairen, Thomas Russell en James Hope. Hij begon wapens en springstoffen te vervaardigen in enkele gebouwen in Dublin. Door een explosie in een van die gebouwen waarbij een man werd gedood moest hij de datum voor de opstand vervroegen. Daardoor werd de bevoorrading van rebellen in het land met wapens en munitie verstoord en haakten vele opstandelingen af. Toch ging de opstand in de avond van zaterdag 23 juli 1803 in Dublin door. Hij trachtte met 200 man het door Britse troepen licht verdedigde kasteel van Dublin te veroveren maar dat mislukte. In de nabijgelegen Thomas Street werd een Britse dragonder van zijn paard getrokken en met een speer gedood. Om verder bloedvergieten te voorkomen blies hij de opstand af maar door de chaos die ontstaan was had hij alle controle verloren.

Thomas Russell was een van de medeoprichters van de United Irishmen en werkte nauw samen met Robert Emmet. In 1795 had hij een ontmoeting met Henry McCracken waarbij zij hun ideeën over een zelfstandig Ierland bespraken en plannen smeedden over de toekomst. Bij het neerslaan van de opstand in 1798 werd Russell nog fanatieker om door te gaan met het losmaken van de Britse bezetting en sloot zich aan bij Emmet en zijn volgelingen. Russell verbleef in het noorden van Ierland toen op de ochtend van 22 juli 1803 het signaal kwam dat die avond de opstand zou beginnen. Maar zijn mannen weigerden mee te doen vanwege het grote gebrek aan wapens. Daarop vluchtte hij naar Dublin en werd na enkele weken verborgen te zijn geweest opgepakt door de Britten. Hij werd opgesloten in de gevangenis van Downpatrick Goal en veroordeeld voor hoogverraad. Op 12 oktober 1803 werd hij opgehangen en onthoofd.

Anne Devlin was 23 jaar oud toen zij door de Britten werd opgepakt na de opstand van 1803. Zij was lid van de United Irishmen en speelde een rol als huishoudster in een woning waar ongewoon veel mannen in en uitliepen. Het was het huis van waaruit Robert Emmet zijn plannen voor de opstand tot uitvoering bracht en wapens verdeelde. Anne was daarom een dekmantel om geen argwaan te wekken bij de Britse bezetters. Na het mislukken van de opstand werd Anne gearresteerd doordat een buurman haar had verraden. In de gevangenis van Kilmainham Goal werd ze ondervraagd en gemarteld maar zij liet niets los over haar rol en de activiteiten van Emmet. Uiteindelijk werd ze in 1806 vrijgelaten. Ze trouwde, kreeg vier kinderen en overleed op 1 september 1851.

Robert Emmet was na het mislukken van de opstand gevlucht en ondergedoken in het dorpje Harold’s Cross in het zuiden van Dublin. Hier werd hij op 25 augustus 1803 gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van Kilmainham Gaol. Op 19 september 1803 werd hij berecht wegens hoogverraad. Zijn verdediger, advocaat Leonard McNally, was door de Britten omgekocht om zwakke punten in de pleidooien van de Britse aanklagers te negeren tegen een som van £ 200. Opperrechter Lord Norbury veroordeelde Emmet om te worden opgehangen en gevierendeeld. De volgende dag, 20 september 1803, werd Emmet geëxecuteerd in Thomas Street en na zijn dood onthoofd. Op de postzegels van 1953 is zijn portret afgebeeld dat is vervaardigd door graveur Henry Brocas. Hij had de opdracht van ‘Dublin Castle’, de rechtbank, gekregen na de arrestatie van Emmet op 25 augustus. Het zou nog tot 1922 duren voordat de idealen van de nationalisten in Ierland in vervulling gingen en een vrije staat Ierland ontstond.

Gratis online postzegelcatalogus

Kijk in onze catalogus voor meer postzegels
Historisch Frankrijk Groot Brittannië Verenigde staten Koningshuizen Religie



Nieuwsgierig naar de nieuwste postzegel- en postzegelproducten?

Kijk dan bij Collect Club.

Beoordeel met 1 sterBeoordeel met 2 sterrenBeoordeel met 3 sterrenBeoordeel met 4 sterrenBeoordeel met 5 sterren (4 stemmen, gemiddeld: 4,50 uit 5)
Laden...
PrintSchrijf een reactie

Reacties (0)

Schrijf een reactie

(registratie is niet nodig)