Welk land heeft nooit een postzegel gekend zonder een afbeelding van een vlinder erop afgebeeld? Royal Mail bleef daarbij niet achter en op 13 mei 1981 verscheen een serie van vier postzegels met vlinders. Ontworpen door Gordon Beningfield, die bekend was geworden vanwege zijn tekeningen en waterverfschilderijen van dieren en landschappen.
Gerelateerde artikelen
Een echte reden, een jubileum bijvoorbeeld, was niet aan de orde voor de uitgifte. Wel had Royal Mail eerder waardering gekregen voor de uitgifte van postzegels met betrekking tot de natuur. En vlinders sprak toch iedereen aan? Op de postzegel van 14p laat Gordon Beningfield een ‘Small Tortoiseshell’ zien, de kleine vos. Deze vlinder komt voor in vrijwel geheel Europa en Azië en is vooral te vinden waar de gewone of de grote brandnetel groeit. De brandnetels vormen het voedsel voor de larven van deze vlinder.
De kleine vos is gemakkelijk te onderscheiden van de grote vos. Dan moet gekeken worden naar de stippen op de vleugel. Drie stippen voor de kleine vos, zoals op de prentkaart, en vier stippen voor de grote vos die als vlinder ook groter is. De grote vos is zeldzamer dan de kleine vos. De Latijnse naam voor de kleine vos is ‘Aglais urticae’. De naam urticae verwijst daarbij naar de naam van de brandnetel ‘Urtica dioica’.
Het tijmblauwtje is afgebeeld op de postzegel van 18p. De Latijnse naam is ‘Maculinea arion’. De vlinder komt vooral voor op planten als tijm of echte marjolein. De rupsen van deze vlinder eten slechts kort van deze planten en laten zich dan meevoeren door mieren naar een mierennest. Daar voeden ze zich met de eitjes en de larven van de mieren, maar als ‘beloning’ scheiden ze een zoet vocht af uit de honingklieren. Ze verpoppen zich in het mierennest.
In 1979 was de vlinder in Groot-Brittannië uitgestorven maar in 1983 weer met succes uitgezet. De vlinder behoort tot de bedreigde diersoorten. Beningfield schreef een groot aantal boeken over de natuur en het landelijke leven in Groot-Brittannië. Een van de boeken heeft de titel: Beningfield’s Butterflies. Hierin zijn vele afbeeldingen van vlinders opgenomen die hij als waterverfschilderij heeft vastgelegd.
De dagpauwoog is wel een van de bekendste vlindersoorten. Afgebeeld op de postzegel van 22p. De Latijnse naam is ‘Aglais io’. De vlinder ziet men heel vaak in tuinen waar de zogenoemde vlinderstruik staat, de buddleja. De rupsen van de dagpauwoog zijn te vinden op brandnetels die de planten volledig kaal kunnen vreten. De meeste vlinders kunnen enkele weken oud worden maar de dagpauwoog kan wel maandenlang overleven.
Op het omslag van het boek ‘Beningfield’s Countryside’ heeft de schrijver en schilder ook enkele vlinders afgebeeld, waaronder de dagpauwoog. Gordon Beningfield werd op 31 oktober 1936 geboren in Bermondsey, een wijk in Londen, net ten zuiden van de Tower Bridge. In 1941 werd hij met vele andere kinderen geëvacueerd vanwege de bombardementen op de stad door de Luftwaffe. Hij groeide enkele jaren op in het graafschap Hertfordshire. Hij had zijn teken- en schildertalent van zijn vader en ging daarin verder. Hij ontwikkelde zich als natuurschilder en specialiseerde zich op het tekenen van vlinders. In 1974 kwam zijn eerste boek uit gewijd aan vlinders. Beningfield overleed in Londen op 4 mei 1998.
Het bont dikkopje, Latijnse naam ‘Carterocephalus palaemon’ is een bedreigde vlindersoort. In Groot-Brittannië komt deze vlinder nog maar zeer lokaal voor. De vlinder heeft een voorkeur voor vochtige graslanden en bossen als leefgebied. De lievelingsplant van deze vlinder is het pijpenstrootje.
De afdeling Glouchestershire van de ‘British Butterfly Conservation Society’ ontving van Royal Mail een eerstedag stempel met daarin een afbeelding van een bont dikkopje.
In het eerstedag stempel van Leicester is een dagpauwoog als afbeelding opgenomen. In het New Walk Museum aldaar werd een tentoonstelling gehouden over Britse vlinders. Het museum, gesticht in 1849, heeft een grote collectie uitgestorven dieren, zoals twee skeletten van dinosauriërs. Daarnaast vele fossielen en opgezette dieren. Verder heeft het museum een grote collectie schilderijen die vóór de Tweede Wereldoorlog uit nazi-Duitsland waren gesmokkeld. Het zijn werken van George Baselitz, Paul Klee en Wassily Kadinski, door de nazi’s als verdorven kunst aangemerkt.
Als laatste noem ik het ‘National Butterfly Museum’ dat was gevestigd in een 15de eeuws huis met de naam St. Mary’s House in Bramber, een dorpje in het graafschap West-Sussex tussen Upper Beeding en Steyning, vlak bij Brighton. In het stempel is de kleine vos afgebeeld. Vlinderverzamelaar Paul Smart was de grondlegger van het museum dat sinds maart 1980 bestond. Hij had een encyclopedie samengesteld waarin 2.000 soorten vlinders werden omschreven. Het was eigenlijk geen museum, maar een handelsagentschap. En het woord ‘National’ was beslist niet formeel.
Het museum was financieel gezien geen succes en sloot de deuren in 1982. In een veiling van Christie’s in juli 1982 werd de collectie opgezette vlinders van tussen de 40 en 50.000 exemplaren aangeboden. Slechts twee kavels werden verkocht aan een museum in Glasgow. De rest van de collectie werd in oktober 1983 geveild door Sotheby’s en verkocht. Het dorpje Bramber heeft geen postkantoor en het speciale stempel zal dan ook de enige herinnering blijven aan het ‘vlindermuseum’. En St. Mary’s House? Dat bestaat nog steeds en er vinden concerten en andere evenementen plaats. Het huis en de uitgestrekte tuin kunnen nog steeds worden bezocht.
Reacties (0)
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)