Nee, we hebben het niet over diabetes, maar over opdrukken. De Nederlandse PTT heeft in 1958 een postzegel uitgegeven met een opdruk van 12 cent op een permanente frankeerzegel van 10 cent Koningin Juliana en profil. Voor doorgewinterde postzegelverzamelaars zijn dit hele normale termen. Een permanente frankeerzegel is een postzegel, meestal met een neutrale afbeelding zoals een cijfer, een getal of de afbeelding van het staatshoofd. En de term ‘en profil’ duidt er in dit geval op, dat het portret van de Koningin van opzij is genomen en niet ‘en face’, recht van voren.
Gerelateerde artikelen
De postzegel waar het nu om gaat werd uitgegeven eind mei 1958. De oorspronkelijke postzegel, uitgegeven in september 1953, was bestemd voor interlokale brieven tot 20 gram. Dit tarief werd al toegepast vanaf 1 november 1946 en de 10 cent in de kleur bruinrood was de opvolger van de in juli 1949 uitgegeven zegel in de kleur goudoker (Juliana ‘en face’).
Op 1 november 1957 werd het brieftarief binnenland gewijzigd van 10 cent naar 12 cent. Een postzegel van 12 cent was wel voorhanden (uitgegeven in juni 1954 voor lokale brieven van de tweede gewichtsklasse), maar van de 10 cent waren nog zulke grote hoeveelheden aanwezig, dat de PTT besloot de 10-cent waarde te overdrukken met de waardeaanduiding “12 cent”. Het aantal in Haarlem aanwezige vellen van 10 cent bedroeg 185.000 stuks (van 200 zegels per vel). Daarvan werd nog een aantal verstrekt aan de postkantoren en uiteindelijk werden 120.730 vellen van de opdruk voorzien.
Nadat de opdrukzegels in omloop waren gekomen (de vroegste datum van gebruik is 24 mei 1958) werd al snel door verzamelaars ontdekt, dat er verschillende soorten opdrukvormen voorkwamen. Deze opdrukvormen bestonden uit losse cijfers en letters die door een letterzetter waren gegoten. De letters en cijfers werden samengevoegd tot een drukplaat met 200 opdrukken. De opdruk werd in zilver in boekdruk aangebracht.
Maar door slijtage van letters en cijfers in de drukplaten, moesten deze soms worden vervangen door nieuw gegoten letters, waardoor afwijkingen voorkwamen. Ziedaar, de geboorte van twee verschillende opdruktypen in één vel. Het zijn vooral de cijfers “2” die afweken ten opzichte van de oorspronkelijk gebruikte cijfers. De vergrotingen laten dit zien.
Voor de verzamelaar die nog meer wil weten: de opdrukken werden aangebracht op vellen die zijn gekenmerkt met de letters L 26, R 26, L 27 en R 27. Op één vel van 200 stuks kwam de opdruk dubbel voor. Dit vel, met kenmerk L 26, werd verkocht op een postkantoor te Den Haag. Pas in 1960 werd gemeld, dat ook een vel was gevonden met een kopstaande opdruk, weer met kenmerk L 26.
De postzegel met opdruk werd ongeldig voor de frankering op 31 december 1985. Zoekt u ook wel eens naar verschillen in opdruk op postzegels? Het is best de moeite waard. Als men de Speciale Catalogus van de NVPH erop naleest, is de postfris cataloguswaarde van een ‘normale’ opdruk van deze zegel € 1,40, dus voor type 1. Voor type 2 is dit € 10,50. De zegels met dubbele opdruk en met kopstaande opdruk zijn zeer hoog gewaardeerd in de catalogus. Dus: op zoek naar type 2!! En wie weet, komt u ook nog een kopstaande of dubbele opdruk tegen.
Reacties (1)
Er zijn ook vellen met de volgende etsingnummers bedrukt: L25, R25, L28, R28.
In 1996 is een opdruk op etsingnummer R24 ontdekt. Er is over deze late ontdekking ook een artikel in Philatelie verschenen.
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)