Slangentanding - Postzegelblog

Slangentanding

1

Elke postzegelverzamelaar krijgt wel eens te maken met de tanding van postzegels. De verzamelaar weet dat de tanding gaaf moet zijn. Er mag geen tandje ontbreken, want anders heeft de zegel geen verzamelwaarde. Of is dat niet helemaal waar?

Op 1 januari 1860 verschenen twee postzegels in Finland met de waarden van 5 en 10 kopeken. Finland was van 17 september 1809 tot eind 1917 een Russisch Groothertogdom met de Tsaar als Groothertog. Vandaar dat de munteenheid in Finland gebaseerd was op de Russische Roebel. De twee postzegels hadden een bijzondere tanding die niet eerder in welk land dan ook was toegepast. De tanding was aangebracht als een soort serpentine maar niet geheel doorgestoken. Anders zouden de vellen postzegels zo uit elkaar vallen. Verzamelaars noemden deze tanding als snel roulettetanding of serpentinetanding. In Nederland, waar de Finse postzegels nog altijd graag worden verzameld, werd de term slangentanding gebruikt, verwijzend naar de serpentine, serpent, ofwel slang. Ook werd wel gesproken over tongvormige doorsteek.

Men kan vijf verschillende tandingvarianten tegenkomen. De eerste twee postzegels van deze uitgifte komen voor in twee tandingmaten. Daarbij is de diepte van de tanding bepalend. Bij de eerste variant is de diepte van de tanding 1 tot 1,5 mm. De lengte gemeten over negen tanden bedraagt 20 tot 21,4 mm. De afgebeelde postzegel van 10 kopeken is gestempeld in Kastelholm in 1862. Het stempel is langwerpig van vorm.

Bij de tweede variant is de diepte 1,6 tot 1,9 mm. De lengte gemeten over negen tanden bedraagt 20,6 tot 21 mm. De afgebeelde postzegel van 10 kopeken is gestempeld in Tammerfors in september 1865.

Vanaf 1 januari 1866 werd de waardeaanduiding op de postzegels gewijzigd in Finse Marken. De aanduiding werd in penni aangegeven. De afdruk in blauwe stempelinkt is van Helsingfors.

De eerste nieuwe waarde, van 5 penni, werd uitgevoerd in de eerste en tweede tandingvariant.

De derde variant werd toegepast vanaf 1867. Daarbij is de diepte 2 tot 2,5 mm. De lengte gemeten over negen tanden bedraagt 21,2 tot 21,4 mm.

Ook van de waarde van 20 penni, eveneens uitgegeven vanaf 1 januari 1866, bestaan drie tandingvarianten. Opvallend is wel dat de stempelafdrukken op alle zegels soms erg vaag of onleesbaar zijn. De afdruk van de derde zegel is duidelijk: BORGÅ.

 

De vierde tandingvariant kan men als volgt meten: diepte van de tanding 1,25 tot 1,5 mm en de lengte gemeten over negen tanden 20 tot 20,6 mm. De vierde variant werd gebruikt vanaf 1866 doch de maand is niet bekend.

Ook de waarde van 40 penni is bekend met vier tandingvarianten.

Maar hier duikt een vijfde variant op. Deze variant is duidelijk anders dan de voorgaande vier en men geeft ook wel de tandingmaat 10½ aan deze tanding. Deze variant is al bekend vanaf 1867, maar zelf ben ik deze nog niet tegengekomen.

Op 27 januari 1866 werd een nieuwe waarde toegevoegd aan het assortiment: 8 penni. Deze waarde is bekend in de vijf tandingvarianten, waarbij de vijfde variant ook nog eens bekend is met ‘tanding’ 10½ : 11. De stempelafdruk op de tweede afbeelding is FR.KO., een verkorting van FRANKO.

Als laatste verscheen de postzegel in de waarde van 1 Mark op 9 mei 1867. Deze zegel werd in de tandingvarianten twee en drie uitgegeven. Herkenbaar zijn de stempelafdrukken van Wiborg in blauw en zwart.

Als laatste nog een opmerking over de kwaliteit van de tanding. Het was lastig om postzegels op een dusdanige manier uit het vel te scheuren dat de tanding perfect was. Meestal verloren de zegels dan een, twee of zelfs drie ‘tanden’ of ‘tongen’. Vooral bij de vier hoeken kwam deze beschadiging vaak voor. Verzamelaars rekenen voor perfecte exemplaren, waarbij dus alle randen volmaakt zijn, soms wel vijf keer de catalogusprijs. Daarom komen ook wel ‘gerepareerde’ exemplaren voor, opgepast dus. Maar de zegels waarbij een of twee ‘tanden’ ontbreken of een stompe hoek vertonen, worden tot de normale kwaliteit gerekend. Een van de weinige uitzonderingen waarbij het ontbreken van tanden dus geen of weinig invloed hebben op de verzamelwaarde. Verzamelt u ook de postzegels van Finland? En welke term gebruikt u voor deze tanding?

Gratis online postzegelcatalogus

Kijk in onze catalogus voor meer postzegels
Historisch Finland Rusland



Nieuwsgierig naar de nieuwste postzegel- en postzegelproducten?

Kijk dan bij Collect Club.

Beoordeel met 1 sterBeoordeel met 2 sterrenBeoordeel met 3 sterrenBeoordeel met 4 sterrenBeoordeel met 5 sterren (4 stemmen, gemiddeld: 4,50 uit 5)
Laden...
PrintSchrijf een reactie

Reacties (1)

  • Stampertje op 1 januari 2016 om 09:20

    Erg goed en interessant stuk. Ik heb echt iets nieuws geleerd. Dank!

    Brengt me bij de eerste paar zinnen in de eerste paragraaf: “De verzamelaar weet dat de tanding gaaf moet zijn. Er mag geen tandje ontbreken, want anders heeft de zegel geen verzamelwaarde”.

    Als verzamelaar van NL posthistorie (met name brieven en postwaardestukken voor 1880) heb ik ook altijd wat moeite met deze visie. Ik ben van mening dat in elk geval mijn eigen verzameling op zijn minst een verslaglegging moet zijn van het normale gebruik van postzegels, stempels, etcetera. Nu belandden zegels van de klassieke emissies vaker niet dan wel puntgaaf op een brief. Zegels van de 2e en 3e emissie werden bijvoorbeeld regelmatig nog steeds uit de vellen geknipt, ondanks het feit dat deze nu van een tanding voorzien waren. Dat valt m.i. onder normaal gebruik, en is daarmee weldegelijk verzamelwaardig.

    Een zelfde redenatie is op te hangen voor overfrankeringen uit deze periode. Hoewel zeldzaam (5 cent extra was echt veel geld) komen dergelijke frankeringen weldegelijk voor, en zijn zeker niet vanuit een filatelistisch oogpunt door de zender ‘gefabriceerd’. Daarmee m.i. dus ook verzamelwaardig. Het afkeuren van dergelijke stukken door het filatelistisch establishment vind ik daarom ook werkelijk zot.

    Wat zijn de meningen hierover?

Schrijf een reactie

(registratie is niet nodig)