Al snel kreeg ik een postzegel in handen waarbij het kenmerk van het zogenoemde type II duidelijk zichtbaar was: de letter F van Frankeerzegel in de meest linkse positie op de postzegel.

Een daar bleef het niet bij, want ik kon ook een paartje bemachtigen van type I en type II aan elkaar. Maar was daarmee het plezier ten einde? Nee, want bij bestudering van nog meer zegels van deze uitgifte vielen me andere verschillen op.

Zoals de verschillende kleurschakeringen geel voor de onderdruk. Van citroengeel tot donkergeel.

Maar eerst iets over de zegel zelf. Op 1 oktober 1873 werd een postzegel uitgegeven in de waarde van 2½ cent met afbeelding van Koning Willem III. Maar begin 1892 merkte men dat de voorraad van deze zegel snel uitgeput raakte. Als noodoplossing werd de postzegel van 50 cent, eveneens met afbeelding van Koning Willem III ter plaatse overdrukt met de frankeerwaarde van 2½ cent. De oplage van 25.000 stuks was ook toen lang niet voldoende en de drukkerij van Joh. Enschedé te Haarlem was volop bezig met het drukken van de Nederlandse postzegels met afbeelding ‘Koningin Wilhelmina met hangend haar’.

Aan drukkerij B. Heyde te Paramaribo werd opdracht gegeven een zogenoemd ‘provisorium’ van de waarde van 2½ cent te ontwerpen en drukken in afwachting van de postzegel van 2½ cent in het cijfertype, waarmee men met de waarde van 3 cent in oktober 1890 was begonnen. De serie werd gedrukt door Joh. Enschedé te Haarlem.

De waarden van 1 cent en 5 cent waren in mei 1891 aan het assortiment toegevoegd maar de 2½ cent was nog niet in productie genomen. Vandaar de opdracht voor drukkerij B. Heyde. De onderdruk van de hulpzegel werd in geel aangebracht en diende ter voorkoming van vervalsingen. De vellen waren ongegomd en gebruik werd gemaakt van wit papier. Per vel werden 80 zegels gedrukt in acht rijen van 10 stuks. De tanding was ruw en in de vorm van lijnperforatie aangebracht.

Toevallig dat ik een blokje van vier stuks vond waarbij een horizontale dubbele perforatie was aangebracht en variëteit die ik niet vond in de postzegelcatalogus want daar werden alleen geheel of gedeeltelijk ongetande zegels gemeld.

Bij het bestuderen van de letters F in Gotische vorm en Latijnse vorm viel mij op dat er nog veel meer afwijkingen bestonden. Zoals de gele balk in twee delen onder de letter r van Frankeerzegel, maar ook vele vlekjes en spatten.

Opvallend groot was de vlek tussen de letter a en n in het meest rechts gepositioneerde woord Frankeerzegel.

Wat wel in de postzegelcatalogus werd vermeld is de ‘plaatfout’ Suriname zonder punt op de letter i. Hieronder een paartje met een zegel zonder punt en een met punt op de i.

Maar bijvoorbeeld niet de misvormde letters in gele kleur waarbij de letter a vrijwel is verdwenen en bij de zwarte druk de letter S van Suriname ook bijna geheel weg is.

De cijferpostzegel van 2½ cent kwam eindelijk in januari 1893 in Suriname aan waardoor de noodzegel met opdruk 2½ cent op 50 cent alsmede het ‘provisorium’ van 2½ cent op 28 februari 1893 ongeldig voor de frankering konden worden verklaard.
Een mooi voorbeeld van een postzegel waarbij men op ontdekkingstocht kan gaan naar afwijkingen, die soms als toevalligheid kunnen worden omschreven maar soms ook als plaatfout. Een met een oplage van 367.000 postzegels is een speurtocht heel goed mogelijk. Gaat u ook wel eens op zoek naar plaatfouten?

Klik hier om deze zegels in onze webwinkel te bekijken.

Kijk in onze catalogus voor meer postzegels
• Historisch

Nieuwsgierig naar de nieuwste postzegel- en postzegelproducten?

(4 stemmen, gemiddeld: 4,75 uit 5)

Laden...